Het verhaal van Irwen
& het Land van Steen en IJs
Er waren eens , ver weg van de Randlanden en ver voorbij de Woeste Stromen, twee koninkrijken: Irwen, dat een prachtig land was, en waar men snelle, slanke schepen bouwde, en waar de kinderen door de bossen renden, en de vogeltaal van de mussen overnamen. En er was het Land van Steen en IJs, dat eigenlijk geen koninkrijk was, omdat het uit verschillende clans bestond, die elkaar nog eens bestreden ook, om de macht. Dat was het land waar de kinderen elkaar om van alles bekampten, en waar ze trots op zichzelf konden zijn, al was het maar omdat ze iets wisten dat een ander niet wist. (Wat natuurlijk weer tot kampen leidde!)
Zoals gezegd was, bestreden de verschillende clans elkaar in de talloze oorlogen om tallozen redenen. Zo waren de oorlog van de Grote Smart, de oorlog van de Nog Grotere Smart, de oorlog van Zesenvijftig Jaar, en de Grote Oorlog van de Heuvelmannen al de revue gepasseerd, toen er besloten werd om gedurende een periode van vijfenzestig jaar geen oorlog meer te voeren, omdat men al het leed en al de pijn (tevens ook om financiële redenen) te veel vond worden. De vier grootste clanleiders hadden dit besloten en ze hoopten dat ze niet weer moesten gaan strijden om nog meer grond. (Op dat moment zaten ze trouwens redelijk ruim in hun stoel en bij een oorlog, wisten zij, kon je altijd winnen, maar ook heel wat verliezen!) En dus werd er niet meer gevochten en daar gingen de clans wonderbaarlijk op vooruit.
Ondertussen was er in Irwen een baby geboren, die men de naam van Rildor gaf. Rildor Rondolin. En hij was de zoon van de koning en koningin van Irwen. Hij werd sterk. Heel sterk zelfs, en slim ook. Hij hield van het lezen van boeken, en van het luisteren naar verhalen. Op zijn achtste begon zijn vader hem te leren zwaardvechten, waar hij al snel goed in bleek. Terwijl in de steden en de dorpen, op de velden en in de bergen van het land van Steen en IJs vrede heerste, groeide Rildor de Prins op in Irwen, zijn land.
Maar na zevenendertig jaar brak de vierde clanleider de vredesakte, door met zijn legers een van de kleinere clans te veroveren. De valse man heette Orn Boldorg, en hij mag terecht “vals” genoemd worden, want een Virzof, een clanleider, verbak nooit zijn woord. Al de andere clans vreesden hem nu, want geen enkel land op aarde zou zo snel zo’n sterk, goed bewapend en wreed leger kunnen samenstellen. Toch besloten de andere Virzofs om samen ook een leger te maken. Ze zonden zelfs een bode naar Irwen met het verzoek om hulp. De koning van ondertussen al oud gewroden, maar Rildor de Prins was nog maar negenendertig. Hij slaagde erin een leger van vijfduizend man op de been te brengen, dat uit drieduizend boogschutters, vijftienhonderd man infanterie en vijfhonderd man cavalerie bestond. Aan het hoofd ervan rukte hij op om zich bij het leger te voegen van de bedreigde clanleiders. Op de Stevigsteenheuvel kwamen ze samen.
De volgende ochtend leten vijftienduizend strijdkreten hen weten dat het vijandelijke leger al op ze stond te wachten… Orns leger bestond uit zevenduizend man uit zijn eigen gebied, drieduizend man (voornamelijk boogschutters) uit het buurland Zalon, en vijfduizend aangesloten mannen van Medor. Daarenboven had hij vijf draken weten te vangen, uit Drakenland… Het geallieerde leger tegenover hem was maar elfduizend man sterk, met vierduizend vijfhonderd boogschutters en met hetzelfde aantal voetvolk. Achteraan het leger waren tweeduizend ruiters te paard.
De beide legers stonden klaar… De slag kon beginnen! Orn de Valse zat trots op zijn draak. Hij keek naar de vijand, enkele honderden meters voor hem… Enkel dat luttele leger belemmerde zijn gehele heerschappij… Zijn glorie was in zicht! Hij hief zijn arm met het zwaard op, het teken voor de cavalerie om aan te vallen! De draken stegen op…
Rildor had bevolen om de boogschutters vooraan te posteren, ieder beschermd door een schilddrager. Drieduizend ruiters stormden op hen af… De aarde bulderde, een enorme wal leek hen omver te zullen rijden! Velen wachtten niet op het sein om te vuren, maar schoten hun pijlen al veel te vroeg af. De aanstormende vijand werd niet geraakt! Rildor reed met enkele generaals naar de schutters. “Stop!” riep de Prins. “Niet vuren voor het sein wordt gegeven!” De mannen wachtten. De ruiters kwamen dichterbij… Een hoornstoot! Het sein! Een pijlenregen werd afgeschoten, de lucht zag er zwart van. Toen vielen ze massaal uit de hemel, zoals regen uit de wolken valt, en zaaiden dood bij de vijand! Dit gebeurde twee, drie keer voordat Orn ze terug liet roepen. Meer dan de helft van de cavalerie was weggevaagd. Op het veld lagen lijken… Rildor werd vervuld van afgrijzen, maar de generaals en clanleiders naast hem juichten van blijdschap. Er werd bevolen voor de boogschutters om terug te trekken, zodat vijandelijke pijlen hen niet konden raken. Maar er kwamen geen pijlen. Er kwamen… draken! Hoog in de lucht vlogen ze, hun ogen speurend naar prooi… Ze werden niet gezien! Ze doken, plotseling neer op hun vijand, en beten dood man en paard! Geschreeuw weerklonk, vuur flakkerde, de dood was nabij! Opnieuw beval Orn zijn ruiters te galopperen, valt aan, valt aan! Rildor zag dat de vijand weer kwam. “Achteruit! Terugtrekken!” riep hij uit. De andere legerleiders zagen in dat het de enige manier was om nog een kans te maken en herhaalden zijn bevel.