zaterdag 25 maart 2017

Mijmeringen (2)

Maar misschien, heel misschien, dacht hij wel terug aan die ene dag in mei, toen hij door de verlaten straten van Antwerpen dwaalde, waar het die dag zo hard regende dat iedereen het had vermeden op straat te komen. Ja, iets in mij zegt mij dat het daar was dat zijn geest rondwaarde, want al vaker had hij verhaald over die regendag in mei. Hij was, plots overvallen door een storm, verdwaald geraakt, en moest met verweerde hoed en aan flarden hangende paraplu over door de regen vervagende paden dwalen, als een fantoom in de mist. “Wel verdomme!” mompelde hij, “Zo geraak ik nu toch nooit thuis!”

De regen hing als een schemerige sluier van door druppels geregen draden voor zijn ogen, en benam hem alle zicht. Doorzetten, dacht hij, doorzetten, dan kom je er wel! Maar hoezeer hij zijn geest ook vermaande, zijn lichaam kon de uitputting niet langer meer aan. Onder het afdak van een klein theatertje probeerde hij weer op krachten te komen, om vervolgens zijn dodentocht te vervolgen. Maar was het omwille van de warmte, de aangename gloed of het in vergulde letters uitnodigend geschreven Welkom! op het raam dat hij uiteindelijk besliste naar binnen te gaan, of had het mismoedige weer bij hem enige nood, enig verlangen naar wat vreugde opgewekt? Ik weet het niet. Wie zal het ooit weten?

Feit is dat hij, koud en verkleumd en door en door nat, naar binnen ging, een kaartje kocht en zich terugtrok in een van de vele kleine zaaltjes van het theater. Hij zette zich neer op een stoeltje in de hoek van het vertrek, ontdeed zich van zijn jas, en klopte het water uit zijn kapotte paraplu, als een hond die zich uitschudt na zijn bad. Zijn hoed deed hij af, en hoed en paraplu kregen een plaatsje op zijn schoot.

Hij nam de ruimte, niet minder klein en beknopt dan een minimalistisch schilderij (maar gelukkig wel wat mooier) eens goed in zich op. Het warme licht, dat uit een paar lampen boven zijn hoofd straalde, stond zacht en zette het vertrek in een knusse, rode gloed. Het gaf het geheel iets huiselijks, iets pittoresk… Het deed bij hem een oud en diep gevoel herrijzen, dat hij niet kon duiden, maar waarvan hij zeker wist dat het er was. Het beste kon hij het vergelijken met het gevoel dat kleine kinderen schijnen te hebben, als ze stil en zwijgzaam luisteren naar het gebons van hun moeders hart. Dat oude oergevoel, dat iedereen wel eens gehad moet hebben, dat deed het bij hem herboren worden. Dat gevoel, dat iedereen wel eens een tweede keer moet kunnen beleven, als men zich maar laat baden in het zachte licht, in de beslotenheid van de baarmoeder van een kleine theaterzaal, dat diepe, tedere en veilige gevoel deed het bij hem herleven.

En toen, terwijl hij daar zo zat te staren, door zijn eigen gedachten in beslag genomen, gleden langzaamaan de gordijnen open. En als een eenzame ster, die plotseling aan de zwarte hemel verschijnt, stond daar opeens een wonderschone vrouw op het podium. Een korte witte rok, un tutu romantique, van zeer fijne, witte mousseline droeg zij, die tot aan haar kuiten reikte. Haar haar was blond en samengebonden in een knot, haar wangen leken zacht en haar ogen oogden jong. Haar hals was slank en mals en haar schouders niet te breed. Haar lichaam was als water, van een wat bleke maar tegelijk zeer heldere kleur, en alles aan haar was zacht, en rond, en harmonieus… Haar ogen leken wel diepe poelen, van het donkerste en het zuiverste zwart. Neen, geen zwart, eerder diep en donker blauw, als parelende druppels morgendauw. Zo waren ze, en ze lagen onder zware wenkbrauwen gevangen. En nadat ze was opgekomen begon ze te dansen.



[wordt vervolgd]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten